Dingen die een vertaler niet gedaan krijgt
Kris Lauwerys & Isabelle Schoepen | Verschenen op: athenaeum.nl | 6 maart 2020
Het echte leven opent met een knal: twee kinderen zien voor hun neus de slagroomspuit van de ijscoman in diens gezicht ontploffen. Bam.
Het oude vriendelijke gezicht verandert onder hun ogen in een vleesbrij. Die gebeurtenis is het startschot voor een ontregeld leven: de jonge vertelster moet met lede ogen aanzien hoe haar kleine broertje Gilles niet herstelt van het trauma en griezelige psychopathische trekjes krijgt, daarbij alvast niet afgeremd door hun gewelddadige en afgestompte vader of hun afwezige en afgestompte moeder. Ze besluit dat ze hem moet redden en begint aan een odyssee die samenvalt met haar coming-of-age.
Adeline Dieudonné, wier debuut een van de meest verkochte Franstalige romans van 2018 was, heeft de gave om in een paar zinnen, in een beeld de essentie te vatten. Zo over de ouders:
‘Ze was een magere vrouw met lang, slap haar. Ik weet niet of ze al bestond voor ze hem ontmoette. Ik vermoed van wel. Waarschijnlijk zag ze er toen uit als een primitieve, eencellige, half doorschijnende levensvorm. Een amoebe. (…) En door al die jaren met mijn vader was dat bijna-niets gaandeweg volgelopen met angst.’
Dat soort spottende beschrijvingen kunnen niet beletten dat het verhaal steeds grimmiger trekjes krijgt. De vader is zich bewust van zijn macht over de jonge vertelster en viert zijn sadisme steeds meer op haar bot; het stilaan van haar vervreemde broertje Gilles kijkt grijnzend toe. De roman beweegt zich naar zijn katharsis toe in een thriller-scène waar Stephen King jaloers op mag zijn.
Enig lichtpunt voor de vertelster is de ‚Kampioen‘, een man, een ex-karatékampioen uit de buurt met een ‘wildepaardenlijf’, die ervoor zorgt dat ook zij het slachtoffer wordt van ‘de grote hormoonsoep’.
Op dit punt in de roman krijgen de vertalers krijgen het benauwd: hier zit een seksscène aan te komen. Benauwd (niet uit preutsheid, allerminst, kom nou) vanwege de technische problemen die dat soort scènes opleveren. Bij een eerdere vertaling waren we ook al eens verplicht geweest een omhelzingsscène door de auteur in kwestie te laten verduidelijken. Maar vragen om zulke scènes uit te leggen, is zoals vragen om een mop uit te leggen. Je kunt net zo goed meteen zeggen: ‘Doe het maar over, dit lijkt nergens op.’ De schrijfster sloeg destijds bij onze vraag rood uit – we zaten in een Amsterdams café – herlas ongelovig de passage, foeterde wat op de redactie over hoe het kon dat haar redactie daar niets van had gemerkt, en stelde voor om het omhelzingsverloop te wijzigen. Wie zei ooit daar dat vertalen verliezen is?
Het is altijd wat koorddansen als je gedwongen bent om extra uitleg te vragen. Nog delicater is het wanneer er een fout opduikt die aan de kern van de zaak raakt. Zo hebben we eens een roman vertaald, waarin een schizofrene jongen een kunsttherapie volgt. De jongen praat over zichzelf louter met het persoonlijk voornaamwoord ‘hij’, beschouwt zichzelf van buitenaf. De therapeute wil bereiken dat hij ‘ik’ gaat zeggen, wat haar uiteindelijk ook lukt, meteen de apotheose van de roman. Alleen, de auteur laat de jongen één keer midden ergens in de roman ‘ik’ zeggen, daarmee de hele persoonsontwikkeling op de helling zettend. Toen we de auteur daar heel voorzichtig op wezen, antwoordde die soeverein: ‘Ik geloof dat het een lapsus calami van de auteur is’. Een opmerking die het fameuze ‘Je est un autre’ van Rimbaud voor de geest roept, en die alles welbeschouwd toch ook weer in de geest is van de schifzofrenie van het personage in de roman. Ook daar verwonder je je als vertaler, als lezer met een vergrootglas, over het feit dat niemand de fout eerder opmerkte, auteur niet en redactie evenmin.
Maar terug naar Dieudonnés Het echte leven en de technische problemen van de erotiek.
Er zijn dingen die vertalers niet meteen gezegd krijgen, en er zijn er die ze niet gedaan krijgen. Voor die eerste categorie vind je vroeg of laat ergens in de krochten van je brein wel een oplossing. De tweede categorie vergt inzet van lijf en leden. En in dit geval bleek weer eens het voordeel van vertalen in duo. En dus proberen we de scène uit:
‘Ses bras se sont refermés autour de mon corps, m’attirant tout contre lui. (…) Ses mains sont remontées vers mes épaules, puis sont redescendues sur mes seins. (…) la pression de ses bras s’est faite plus forte. Puis, ses mains ont attrapé mes épaules et m’ont éloignée brusquement de son corps.’
Ligt het aan de door de vele uren zittend werken stroef geworden motoriek van de vertaler, of hebben we hier werkelijk te maken met een technische onmogelijkheid? Kun je je beide handen op iemands borsten leggen en tegelijk steeds meer druk uitoefenen met je armen? Bevinden wij ons hier in een fitness-centrum of in de zinnelijke context der minnekozing?
Toch maar even navragen bij Dieudonné dus. Delicaat, want we kennen haar nog maar nauwelijks. We sturen een mail met de vraag of we mogen bellen ‘om een netelige kwestie op te lossen’. Dat kan. Vermoedelijk zit Adeline Dieudonné net een cocktail te drinken op de Bahama’s en te genieten van de onverwachte luxe die een succesroman met zich meebrengt. Ze vindt het een kostelijke vraag, ziet meteen dat er wat schort aan de scène. Dat moet anders, besluit ze: de Kampioen betast haar borsten met zijn ene hand, terwijl zijn andere arm om haar heen ligt. Met die arm verhoogt hij de druk. De vertalers dus vrijgepleit van gebrekkige kennis van het Frans en vooral van liefdestechnische onkunde. Na enig zoeken komt dit uit de bus:
‘Zijn armen sloten zich om mijn lijf en trokken me dicht tegen hem aan. Ik voelde me zo breekbaar als een lucifer. Zijn mond gleed naar mijn hals. Zijn hand ging omhoog naar mijn schouders, daalde daar na af naar mijn borsten. Op dat moment veranderde zijn ademhaling en werd zwaarder, de druk van zijn arm werd groter. Toen pakte hij me bij mijn schouders en duwde hij me bruusk van zich af.’
Ik duw mijn vertaalpartner bruusk van me af. Er moet dringend verder gewerkt worden. Het echte leven wacht, het echte leven moet wachten.