De geniaalste burgemeester van Wenen –
dixit Hitler
Kris Lauwerys | Verschenen op: karakters.nu | september 2021
Zelfs het gemoedelijke Wenen deelde in de klappen, toen de verontwaardiging over bedenkelijke monumenten in de VS oversloeg naar Europa. Onbekende activisten sprayden ‘Schande’ op de sokkel van het beeld ter ere van oud-burgemeester Karl Lueger. Lueger, stelden de activisten, was een rabiate antisemiet en hoort niet thuis op zo’n prominente plek in Wenen, een plein aan de statige Ringstraße.
De storm waait wel weer over, dachten de stadsdiensten, die zich opmaakten voor de verwijdering van de graffiti. Maar de storm zwol juist aan: een aanzienlijke bekende Weners ondersteunde de eis om het beeld te verwijderen. Joodse hogeschoolstudenten hielden een ‘schandwake’ om de reiniging te verhinderen. De Oostenrijkse Identitairen wierpen zich dan weer op als de verdedigers van het standbeeld, al was het maar omdat het regelmatig de verzamelplek is voor extreemrechtse manifestaties. Een Identitair reed vorige week met zijn auto in op de activisten. Er viel een zwaargewonde.
Het volk noemde Lueger ‘knappe Karl’. Krachtige gelaatstrekken, een stevig, groot postuur, een stem als een klok. Een geboren demagoog. De story van zijn opkomst leest als een roman. De zoon van een alleenstaande tabakverkoopster die zich omhoog knokt, de advocaat die de gemeentepolitiek wil veroveren, in een tijd dat het begrip sociale mobiliteit nog moet worden uitgevonden. Hij wordt vier keer tot burgemeester verkozen, vier keer weigert de keizer hem te benoemen. De vijfde keer, in 1897, moet Franz Joseph, de vorst van een wereldrijk, de gewone burger Lueger aanvaarden als burgemeester van zijn hoofd- en residentiestad. Het is een sprookje dat erg in de smaak viel bij de gewone burgerij, de kleine handelaars en winkeliers uit de voorsteden die Lueger op het schild hadden gehesen.
De regering van Oostenrijk-Hongarije en ook de burgemeestersstoel van Wenen werden tot de vroege jaren negentig van de 19e eeuw bezet op basis van een erg restrictief kiesstelsel. Toen kleine zelfstandigen en lagere inkomens (niet de laagste!) ook stemrecht kregen, zag Lueger zijn kans schoon. Als eerste politicus in Oostenrijk zag hij in hoe groot de macht van de massa is. Hij mobiliseerde die massa door te surfen op het sluimerende antisemitisme en dat nog verder op te zwepen.
Lueger deed beruchte uitspraken als ‘Ik kijk uit naar de dag waarop de laatste Weense jood in het Prater zal worden tentoongesteld’. Hij wist dat inspelen op de laagste instincten van de mens de kortste weg naar de macht was. Zijn echte doelwit waren overigens de joodse industriëlen, die het handwerk van kleine ambachtslui verdrongen, en de ‘joodse speculanten’. Geen rassenantisemitisme dus, maar eerder ‘een socialisme voor stomkoppen’ zoals een volksvertegenwoordiger het destijds noemde.
Zodra hij aan de macht was, kon Lueger het gehate grootkapitaal pijn gaan doen. Hij communaliseerde het inefficiënte openbaar vervoer, de dure gasleveranciers, de levering van drinkwater en het begrafeniswezen – allemaal in (deels joodse) privéhanden. Dat is niet minder dan een grote prestatie: hij zorgde op zeer korte tijd dat Wenen met zijn twee miljoen inwoners functioneerde en dat de stad ook leefbaar werd voor wie buiten de elitaire Ringstraße woonde, voor zijn kiespubliek dus.
De antisemiet die Lueger was zolang hij campagne voerde, zwoer zijn jodenhaat af zodra hij in het pluche zat, en dat met een tekenend en moreel erg bedenkelijk bonmot: ‘Wie jood is, bepaal ik.’ Maar Lueger lag nooit wakker van moraal, voor hem draaide alles om macht en het behoud ervan. Achteraf werd duidelijk dat zijn antisemitisme gewoon een (probaat) middel was geweest om de macht te grijpen, geen doel op zich. Een van zijn viceburgemeesters was een halfjood, sommige dokters die hij consulteerde waren joden.
Maar hij had de doos van Pandora wijd opengezet. Ook tijdens zijn jaren als burgemeester belette hij zijn partijkrant niet het gif van het antisemitisme verder te verspreiden. Dat kon niet zonder gevolgen blijven. De jonge mislukte kunstenaar Adolf Hitler laafde zich in zijn Weense jaren kort voor WOI aan die antisemitische propaganda. Geen wonder dat Hitler hem in Mijn strijd ‘de geweldigste Duitse burgemeester aller tijden’ noemde.
Een ambivalente figuur dus, deze Lueger. Met grootse prestaties in de gemeentepolitiek en een duistere erfzonde. In het strijdgewoel sneuvelt zoals zo vaak de zin voor nuance. Extreemrechts viert hem als een held, de linkse en joodse activisten focussen op Luegers schaduwzijde. Lueger zelf zou zich vast verdedigen door te wijzen op het in zijn tijd gewoonlijk gehanteerde onderscheid tussen joden als kapitalistische vijanden en joden als ras. Rassenantisemitisme vond hij beneden alle peil. Maar dat onderscheid is door de geschiedenis weggevaagd: beide liepen uit op de Holocaust. Als het gif eenmaal is verspreid in de maatschappij werkt het lang na.
Lueger stierf in 1910. Waartoe de machten die hij mee had ontketend zouden leiden, heeft hij niet meer hoeven meemaken.
Intussen zijn verschillende historici van mening dat het standbeeld niet hoeft verwijderd te worden, maar dat Luegers ambivalentie en zijn aanwezigheid in het stadsbeeld juist een prikkel is om op gedifferentieerde wijze te discussiëren over het verleden. Een beter zichtbaar en contextualiserend op- of bijschrift – volgens critici een ‘bijsluiter’ die niet gelezen wordt – wordt als compromisoplossing gesuggereerd.
Gisteren (als dit stuk gepubliceerd wordt op maandag) waren het gemeenteraadsverkiezingen in Wenen, het thema komt hoe dan ook op de politieke agenda van de nieuwe coalitie. De politieagent die dienst deed de ochtend dat ik een kijkje ging nemen zei tegen me: ‘Dat ze dat ding maar weghalen, dan hebben wij onze rust.’